door Pro Dienstencheques - 2 jaar 2 maanden ago

De verschillende vakorganisaties uit de sector van de dienstencheques vragen om de arbeidsvoorwaarden van de huishoudhulpen te verbeteren. De bedrijven zeggen hetzelfde te willen, maar onvoldoende middelen te hebben voor alle eisen die gesteld worden. Vele bedrijven zijn nu al gestart met het aanrekenen van extra kosten om het hoofd boven water te houden. Maar wat is nu de stand van zaken?

 

De evolutie

In 2004 koos de overheid om het systeem van de dienstencheques uit handen te geven aan de private markt. Zo besloten verschillende ondernemers om risico te nemen en te investeren in de sector. In de eerste jaren van het systeem bleek het voor veel ondernemers een interessante investering te zijn. De steeds stijgende kosten, de lagere vergoeding per dienstencheque en de harde concurrentie hebben er echter voor gezorgd dat het aantal bedrijven in de sector sterk gedaald is.

 

1 op 3 is verlieslatend

Reeds in 2018 maakte 1 op 3 bedrijven verlies. Al zijn er ook bedrijven die door verschillende strategieën het nog steeds goed doen. De vakorganisaties stellen dat bedrijven te veel winst maken en te weinig laten terugvloeien naar de huishoudhulpen. Bij de ondernemers is dan weer te horen dat het toch normaal is dat niet alle bedrijven verlies maken. de overheid koos er expliciet voor om het systeem verder door privébedrijven te laten managen, maar zonder een gezonde rendabiliteit is dit onmogelijk.

Voor een akkoord wijzen de bedrijven naar de overheid en vragen ze een vernieuwd financieringsmechanisme. Het feit dat de prijs al sinds 2014 ongewijzigd is, zorgt ervoor dat er onvoldoende marge is om én het hoofd boven water te houden én de voorwaarden voor de huishoudhulp te verbeteren. Volgens de bedrijven willen ze niets liever dan betere arbeidsvoorwaarden, maar met het huidige financieringssysteem is dit vandaag niet betaalbaar.

 

Wat zijn de officiële cijfers? En is de sector er echt zo slecht aan toe?

Het Departement Werk en Sociale Economie van de Vlaamse overheid heeft dat op vraag van minister van Werk Hilde Crevits (CD&V) uitgezocht. Tussen 2016 en 2018 kalfde de winstgevendheid inderdaad gestaag af. Zo nam het aantal verlieslatende dienstenchequebedrijven sterk toe. De marge bedroeg in 2018 slechts gemiddeld 2,3%. Een derde van de bedrijven zakte bovendien ook in rode en verlieslatende cijfers. Recenter studiewerk toonde aan dat hiermee echter de bodem nog niet is bereikt: de gemiddelde marge zakte in 2021 verder naar minder dan 1,3%.

Gelukkig maken niet alle bedrijven verlies. Zo zijn een aantal bedrijven wel nog winstgevend, vooral omdat ze door de schaalvoordelen efficiënter kunnen werken. Deze winstgevendheid is bovendien ook mede te danken aan het feit dat verschillende bedrijven ook andere activiteiten dan dienstencheque-activiteiten zijn gaan ontwikkelen.

 

Wat doet de overheid?

Zowel de vakbonden als de bedrijven kijken naar de overheid voor een oplossing. Zo zou een prijsstijging van de dienstencheque met een halve euro of een hele euro een groot verschil kunnen betekenen voor de sector. Al is een dergelijke prijsstijging zeker niet de enige mogelijke oplossing. Ook een hervorming van de fiscaliteit van de dienstencheque met investering van de vrijgekomen middelen in de sector, een indexering van de gebruikersprijs of een inkomensgerelateerde gebruikersprijs zijn valabele pistes die het onderzoeken waar zijn. In juli 2021 zei minister Crevits het debat daarover te willen aangaan, maar in oktober 2021 werd dit scenario alweer afgeblokt door de minister. Op dit moment blijft het op politiek vlak oorverdovend stil hierover.

 

 

Extra bronnen:

·      Financiële analyse van de dienstenchequebedrijven.

·      Terugverdieneffecten van de dienstenchequesector. Uitgebreid

·      Terugverdieneffecten van de dienstenchequesector. Samengevat

·      Hoe doeltreffend is de huidige regelgeving?