Er is vandaag heel wat te doen over de moeilijkheden binnen de dienstenchequesector. In 2018 was één op de drie bedrijven die werkt met dienstencheques al verlieslatend. De zoektocht naar arbeidskrachten verloopt moeizaam. En de vakbonden vragen betere voorwaarden voor de huishoudhulpen.
De overheid bepaalt de inkomsten van de ondernemingen aangezien zij bepalen hoeveel de inruilwaarde van een dienstencheque bedraagt. Deze is onvoldoende om verdergaande loonakkoorden te kunnen afsluiten, aldus de werkgevers. Dat laatste blijkt ondertussen ook uit tal van nieuwe studies over de financiële situatie van de sector. De situatie is er volgens alle modellen daarna alleen maar op achteruit gegaan.
Kortom, de systeemfouten zetten de werkgevers en vakbonden onder druk. Een structurele oplossing dringt zich op.
Welke beslissingen kan de overheid nemen om de uitdagingen waar de sector voor staat op te lossen?
In grote lijn zijn er 4 mogelijkheden:
1. Stijging prijs van dienstencheques
De prijs van een cheque bedraagt nu al 12 jaar dezelfde prijs: 9 euro per uur. En dit terwijl de lonen van elke werknemer in België in die 12 jaar maar liefst 9 keer werden verhoogd door een indexatie. Als de prijs van een dienstencheque in dezelfde mate was mee geëvolueerd en die extra middelen waren aangewend om de financiering van de sector te versterken, dan was er van een sociaal conflict vandaag waarschijnlijk geen sprake geweest. De belangrijkste oplossing ligt dus waarschijnlijk in een debat over een prijsstijging van de dienstencheque.
Het verhogen van de cheque zou op 2 manieren kunnen:
- Lineair
De prijsstijging is voor iedereen hetzelfde bedrag. Gezien de cheque ook vaak wordt gebruikt door hulpbehoevende mensen die financieel niet altijd veel ruimte hebben, lijkt dit geen ideale oplossing.
- Niet-lineair of progressief
Afhankelijk van je inkomen betaal je een hoger bedrag. Zo zouden mensen die minder kapitaalkrachtig zijn alsnog kunnen genieten van het systeem. Uiteraard binnen bepaalde grenzen. De maximumprijs moet nog steeds de concurrentie met ‘zwartwerk’ kunnen aangaan en we weten uit tal van experimenten dat een ‘gratis-beleid’ niet werkt. Dat dit praktisch kan en haalbaar is, bewijst de regeling vandaag voor de kinderopvang. Een dergelijk systeem wordt daar reeds geruime tijd toegepast.
Als het aan de huishoudhulpen zelf zou liggen dan lijkt de keuze voor een progressieve dienstencheque de juiste keuze te zijn.
2. Meer overheidsmiddelen
Onze politici kunnen kiezen om meer te investeren in de sector. Een hogere terugbetaling zouden de bedrijven de financiële ruimte geven om de lonen en andere voorwaarden voor de huishoudhulpen te verbeteren.
Dit lijkt een makkelijke beslissing mits de nodige politieke moed, maar uiteraard is het ook aan politici om een goede begroting te hebben. Het verhogen van de uitgaven zonder extra inkomsten is in deze budgettair krappe tijden geen evidentie.
3. Herzien van de fiscaliteit van de cheque.
Het fiscaal aantrekkelijke regime zou gebruikt kunnen worden om de lonen en voorwaarden voor de sector te verbeteren.
Elk jaar worden dienstencheques als één van de fiscaal aantrekkelijkste investeringen genoemd. Per cheque krijg je in Vlaanderen namelijk 1,8 euro van de belastingen terug. Onze politici zouden kunnen kiezen om deze fiscale gunstregime te wijzigen en te gebruiken om de sector financieel gezonder te maken. Zo stijgt de dienstencheque zelf niet en kunnen deze middelen gebruikt worden om te voldoen aan de vaak terechte vragen van de huishoudhulpen.
Bovendien bestaat er een ongelijkheid in die fiscale aftrek in de verschillende gewesten. Woon je in Vlaanderen, dan geniet je van 20% fiscale aftrek, in Brussel van 15% en in Wallonië van 10%. Daartegenover staat wel dat een dienstenchequeonderneming in Wallonië en Brussel 50 cent en 40 cent extra krijgt per gewerkt uur ten opzichte van hetzelfde uur arbeid in Vlaanderen. De knoop ligt dus in voornamelijk in het Vlaamse gewest, waar twee derden van alle huishoudhulpen zijn tewerkgesteld. Door deze ongelijkheid is er dus voor de meeste huishoudhulpen een stuk minder ruimte voor betere loonakkoorden.
Een herziening van de fiscaliteit van de cheque zou ook kunnen worden aangewend om de verschillen tussen de regio’s weg te werken. Zo wordt er ook zuurstof gegeven voor loonakkoorden voor Vlaamse huishoudhulpen en bovendien vereenvoudigt dit de sectorale onderhandelingen die worden gevoerd over alle gewesten heen.
4. Aanrekenen van extra administratieve kosten
Bedrijven kunnen een extra administratieve kost aanrekenen. Dit is iets wat vandaag meer en meer gebeurt.
De bedrijven zijn genoodzaakt om te kunnen overleven. Op korte termijn lijkt dit een makkelijke oplossingen, maar de realiteit is dat dit op lange termijn voor perverse effecten kan zorgen. De interne concurrentiestrijd kan namelijk zo het maatschappelijke karakter van de cheque teniet doen. De bedrijven zelf staan hier ook niet voor te springen willen liever een gelijk en eerlijk kader voor iedereen. De vraag is dus of we het risico willen nemen om de effectiviteit en de ondertussen onbetwiste merites van het systeem op de helling te plaatsen en over te laten aan de vrijemarkteconomie.
Het vergt politieke moed om te komen tot een oplossing.
In het buitenland kijkt men met afgunst naar het systeem van de dienstencheque. Dit systeem is namelijk uniek in de wereld. Nergens kan je een huishoudhulp legaal laten werken voor 7,2 euro per uur. Het systeem is in 2004 door toenmalig minister van Arbeid Frank Vandenbroucke ingevoerd om zwartwerk tegen te gaan. Men keek toen hoeveel zwartwerk per uur kostte en wilde daar zeker niet boven gaan, want anders zouden mensen voor zwartwerk blijven kiezen. Recent onderzoek van de KU Leuven bewijst ook de effectiviteit van het hele systeem.
Het is nu aan de politiek om keuzes te maken en het systeem op lange termijn te redden. Een oplossing waarbij zowel de huishoudhelden, de bedrijven en de overheid beter van wordt. De mogelijkheden zijn er alvast.