Wanneer het gaat om arbeidsparticipatie, is België één van de beste leerlingen van de Europese klas. Ook wat betreft de loonkloof doen weinig EU-landen het beter dan ons. Maar hoe komt dat? Volgens een rapport van het Vlaams departement Werk en Sociale Economie over de terugverdieneffecten van de dienstencheque kan dit deels verklaard worden door ons dienstenchequesysteem.
De participatiegraad van vrouwen op de Belgische arbeidsmarkt is de laatste decennia gestaag blijven stijgen. In 2016 was 68% van de Belgische vrouwen tussen 20 en 64 jaar aan de slag op de arbeidsmarkt, tegenover 57% in 1995. Dat hebben we onder meer te danken aan het hogere opleidingsniveau onder vrouwen, overheidsmaatregelen zoals quota, een meer evenredige verdeling van de gezinslast en meer mogelijkheden qua kinderopvang.
Toch zijn we er nog niet: gemiddeld spenderen Belgische vrouwen tijdens de werkweek zo’n 3 uur per dag aan huishoudelijke taken, tegenover iets minder dan 2 uur per dag bij de Belgische mannen. Daarnaast gaf 60% van de Belgen aan in de European Working Conditions Survey dat ze vaak te moe zijn na de werkdag om nog aan huishoudelijke taken te beginnen. Dit alles zorgt ervoor dat er een grotere uitval is onder vrouwen op de arbeidsmarkt. Daarnaast nemen ze ook sneller een arbeidsonderbreking of gaan ze deeltijds aan het werk.
Afgelopen dinsdag was het vrouwendag. Een dag waarop jaarlijks door media het nog steeds actuele probleem van de loonkloof tussen mannen en vrouwen wordt aangehaald. In België bedraagt die kloof 5.8 procent (tegenover een Europees gemiddelde van 14,1 procent).
Betekent dit dan dat vrouwen per definitie bijna tien procent minder verdienen voor hetzelfde werk en dezelfde uren als hun mannelijke tegenhanger? Gelukkig niet: één van de belangrijkste factoren in dit verhaal is arbeidsparticipatie. Doordat vrouwen minder werken, verdienen ze ook minder. Minder werken vertaalt zich uiteindelijk naar minder opgebouwde pensioenjaren én minder kansen op de promotieladder dan mensen die wél hun hele carrière voltijds aan het werk blijven.
Welke rol speelt de dienstencheque in dit verhaal?
De invoering van het dienstenchequesysteem maakte het beroep doen op een huishoudhulp een stuk goedkoper én laagdrempeliger. In 2016 maakten maar liefst 1 miljoen (!) Belgen gebruik van de dienstencheque. Uitbesteden van huishoudelijke taken kan helpen de gezinslast te verlichten en vrouwen dus langer aan het werk te houden: meer dan veertig procent van de werkende gezinnen gaf aan meer te kunnen werken dankzij dienstencheques. 10% zei dat als de dienstencheque er nooit was gekomen, ze minder uren zouden zijn gaan werken.
Daarnaast blijkt dat in België, in tegenstelling tot de andere EU-lidstaten, vrouwen minder getroffen worden door werkloosheid dan mannen: 14,2 procent vrouwen zijn werkloos, tegenover 14,6% van de mannen. In andere lidstaten ligt het werkloosheidsgemiddelde voor vrouwen op 15,5% tegenover 14,1% bij mannen.
Hoe komt dat? Volgens rapporten van onder meer Federgon en de Vlaamse overheid [DL1] valt dit deels te verklaren door het dienstenchequesysteem. Doordat huishoudhulp goedkoper werd dankzij dit systeem, werd de vraag groter en werden er dus heel wat extra jobs gecreëerd. Die jobs worden overigens voor 98% door vrouwen ingevuld. De overheden slaagden er met andere woorden in om heel wat laaggeschoolde vrouwen aan het werk te zetten én aan het werk te houden.
Twee banken naar voor, één naar achter?
We mogen echter niet te snel juichen. Het dienstenchequesysteem is een systeem dat, vooral in Vlaanderen, momenteel onder ernstige hoogspanning staat: de inruilwaarde van een dienstencheque werd door de overheid sedert 2009 slechts voor 73% geïndexeerd. Dat betekent dat dienstenchequeondernemingen tot op vandaag zelf moeten instaan voor meer dan een kwart van de kosten die een indexering teweegbrengt. Op de consumentenprijs van een dienstencheque hebben de bedrijven geen invloed, dus moeten ze bij elke indexering eenvan die kosten uit eigen zak betalen. Na meer dan 10 indexeringen is de bodem van die zak dan ook bereikt reeds in 2019 was 1 op 3 dienstenchequebedrijven verlieslatend.
Hoewel minister Crevits nu bereid is om die indexering volledig te compenseren als er een sociaal akkoord wordt gesloten in de sector brent dit geen soelaas voor de bedrijven in rode cijfers. Die volledige compensatie voor toekomstige indexeringen zorgt er immers enkel voor dat de bedrijven niet nog verder de dieperik ingaan, maar geeft geen extra zuurstof aan de bedrijven in moeilijkheden, noch extra middelen voor echte loonvorming of aanpassingen aan de onkostenvergoedingen voor de 100.000 Vlaamse huishoudhulpen. Indien de overheid geen maatregelen treft, dreigt het dienstenchequesysteem op termijn als een kaartenhuisje in elkaar storten. Of het Belgische podiumplaatsje in de Europese race naar gendergelijkheid dan overeind zal blijven is maar zeer de vraag...