De meerwaarde van het dienstenchequesysteem in België is glashelder: minder zwartwerk, meer jobs, meer balans voor gezinnen en meer diversiteit op de arbeidsmarkt. Maar het financieringsmodel van een dienstencheque is best complex.
Voordat we een duik nemen in de getallen en euro’s, is het belangrijk om eerst te begrijpen welke reis een dienstencheque aflegt en wie de betrokkenen zijn.
- De reis van een dienstencheque
Binnen het systeem van dienstencheques zijn er 4 betrokken partijen: de huishoudhulp, de onderneming die de huishoudhulpen uitzendt en tenslotte de persoon die beroep doet op de huishoudhulp (=de gebruiker). Daarnaast doen de gewestelijke overheden (Vlaams, Waals en Brussel) ook nog een duit in het zakje.
Elke dienstencheque legt de volgende weg af:
- De gebruiker koopt dienstencheques aan bij de overheid (uitbesteed aan uitgiftemaatschappij Sodexo)
- Hij/zij heeft een huishoudhulp nodig en doet hiervoor beroep op een dienstencheque-onderneming (vb. Plus Home Services, Greenhouse of Trixxo)
- De dienstencheque-onderneming zendt een huishoudhulp uit naar de gebruiker
- De gebruiker betaalt met dienstencheques. De regel is hier: 1 dienstencheque per uur
- De huishoudhulp geeft de dienstencheque af aan de onderneming
- De onderneming geeft op haar beurt de dienstencheque terug af aan de uitgiftemaatschappijSodexo
- Vervolgens betaalt de overheid een vast bedrag per dienstencheque via de uitgiftemaatschappij Sodexo uit aan de onderneming
- Wat mag het kosten?
Een gebruiker kan per kalenderjaar maximum 500 dienstencheques aankopen. De eerste 400 koop je aan €9. Koop je er meer dan 400? Dan betaal je na je 400e dienstencheque €10 per cheque. Toch betaalt de gebruiker in werkelijkheid minder. Het gebruik van dienstencheques geeft je namelijk recht op belastingsvermindering voor de eerste 150 tot 170 dienstencheques afhankelijk van in welk gewest je woont. Ook het percentage van belastingaftrek is afhankelijk van je gewest: In Wallonië is dit 10%, in Brussel 15% enin Vlaanderen zelfs 20%.
Met andere woorden: als je bijvoorbeeld in Vlaanderen voor €9 een dienstencheque aankoopt, betaal je in werkelijkheid slechts €7,20 voor de eerste 168 cheques.
Verdienen de huishoudhulpen dan slechts €9 euro per uur? Gelukkig niet. Het minimum bruto uurloon voor dienstenchequewerknemers bedraagt €11,81/uurNa 3 jaar dienst bereikt een huishoudhulp het hoogste barema van €12,55/uur. De huishoudhulpen worden dus niet betaald met de waarde van de dienstencheques: ondernemers betalen de lonen van hun werknemers dus zelf uit.
Hiervoor krijgen ze wel iets terug: wanneer die onderneming op haar beurt de dienstencheque afgeeft aan de overheid, krijgt men een vast bedrag terugbetaald (=de inruilwaarde). Een Brusselse dienstencheque krijgt €25,05 terugbetaald per cheque. Een Waalse dienstencheque is goed voor €25,33 inruilwaarde en tenslotte krijgt men voor een Vlaamse dienstencheque €24,52 terug. De overheid legt dus het verschil tussen de gebruikersprijs van €9 (zonder fiscale aftrek) en de inruilwaarden van een dienstencheque bij. En dat is nodig: alleen zo kunnen bedrijven de dienstenchequemedewerkers hun loon betalen, maar ook alle sociale bescherming bieden waarop ze recht hebben, zoals vakantiegeld, gewaarborgd maandloon bij ziekte, een eindejaarspremie of het afsluiten van een arbeidsongevallenverzekering. Daarnaast moet een bedrijf natuurlijk ook zijn werking te financieren zoals de huur van kantoren, omkaderend personeel, energie, werkkledij, enzovoort.
- Wie gaat dat betalen?
Samengevat bestaat de financiële samenstelling van het dienstenchequesysteem dus uit de bruto gebruikerswaarde, de overheidsbijdrage, de inruilwaarde en de loonkost voor de ondernemingen.
Bij die laatste knelt helaas het schoentje. De loonkosten die de ondernemer moet betalen zijn stilaan de vaste bedragen die ze terugkrijgen van de overheid aan het inhalen.
De dienstenchequebedrijven indexeren immers zoals in alle sectoren de lonen van hun huishoudhulpen volledig, terwijl de waarde waartegen ze de cheques inruilen bij de Vlaamse overheid voor slechts 73 procent geïndexeerd wordt tot op vandaag. Met andere woorden: de dienstencheque-ondernemingen moeten bij elke indexering meer betalen, maar krijgen minder terug.
Daarenboven is er helemaal geen verhoging van de inruilwaarde van een dienstencheque voorzien voor het afsluiten van loonakkoorden zoals het IPA-loonakkoord dat nu volop wordt onderhandeld. Op die inruilwaarde of op de consumentenprijs hebben de bedrijven geen invloed.
De dienstenchequesector, de vakbonden én Federgon ijveren voor een verbetering van de lonen en de koopkracht van de huishoudhulpen. Maar in het huidige financieringsmodel zijn de ondernemingen niet meer in staat zijn om die verbeteringen te dragen.
- Hoe beïnvloedt het dienstenchequesysteem ons dagelijks leven?
Die uitdaging kan in de toekomst weleens het doodsvonnis van de dienstenchequesector betekenen. Een scenario dat iedereen absoluut wilvermijden: de positieve impact van het systeem is zo aanzienlijk dat zelfs het buitenland er een beetje afgunstig van wordt.
Dienstencheques hebben de huishoudhulpsector een enorme boost gegeven: door het voordelige systeem gingen mensen meer én vaker beroep doen op huishoudhulpen. De vraag werd dus groter, en het aanbod volgde: er werden gigantisch veel nieuwe jobs gecreëerd.
Die jobs werden bovendien ingevuld door een divers publiek: binnen de dienstenchequesector zijn er 98% vrouwen aan de slag, en 24% niet-Belgen. Daarmee draagt de sector bij aan een meer gebalanceerde aanwezigheid op de arbeidsmarkt.
Daarnaast slaagde het systeem er ook in om zwartwerk sterk terug te dringen: het aandeel zwartwerk is in de huishoudhulpsector beslist minder dan in overige sectoren, zoals renovatie- en herstelwerken. Ook ter vergelijking met andere landen: binnen Europa is België een van de beste leerlingen van de klas.
Tenslotte draagt het systeem ook op tal van manieren bij aan ons welzijn. Dienstencheques hebben ervoor gezorgd dat huishoudhulpen niet alleen betaalbaarder zijn, maar ook stukken toegankelijker. Hierdoor krijgen gezinnen bijvoorbeeld de kans om een betere balans te vinden tussen werk en privé en kunnen hulpbehoevende ouderen langer thuis blijven wonen.
Wanneer we kijken naar de harde cijfers, lijkt het dienstenchequesysteem best een duur grapje: zo kost een voltijdse dienstenchequejob aan de overheid gemiddeld € 25.354 op jaarbasis, maar brengt zo’n job slechts € 24.151 op.
Zijn dienstencheques dan een ticketje naar bankroet? Absoluut niet! Men spreekt weleens over het ‘terugverdieneffect’: de tienduizenden extra jobs zorgen voor meer inkomsten door sociale bijdragen, minder werkloosheidsuitkeringen, enzovoort.
De overheden zijn echter minder onder de indruk van het terugverdieneffect: uitkeringen worden uitgekeerd op federaal (Belgisch) niveau, maar de vaste vergoeding die men terugbetaalt aan dienstenchequebedrijven wordt uitgekeerd door de regionale overheden (Vlaams, Waals en Brussels niveau). De lusten en de lasten van het dienstenchequesysteem zijn dus niet gelijk verdeeld. Dat maakt het sociaal overleg over deze kwestie ook een pak lastiger.
Zullen dienstencheques duurder worden in de toekomst?
Het stelsel staat momenteel op springen, dus moeten er keuzes gemaakt worden. Indien er geen extra overheidsmiddelen komen, is het zeker mogelijk dat de prijs van de dienstencheques in de Zal stijgen. Hoe, dat is nog niet duidelijk. Het eenvoudigst en best voor alle betrokken partijen is natuurlijk dat de overheid de prijs bepaalt. Dat kan bijvoorbeeld door de prijs van een dienstencheque mee te indexeren of door de kostprijs van een dienstencheque te laten afhangen van hoeveel de gebruiker verdient: hoe hoger het inkomen, hoe duuurder de dienstencheque. Natuurlijk moet dit laatste gebeuren binnen bepaalde minimum en maximumgrenzen zodat zwartwerk niet opnieuw in de hand word gewerkt of de nefaste neveneffecten van een ‘gratis’-beleid worden vermeden. Tenslotte is er ook de mogelijkheid om de fiscale aftrekbaarheid wat terug te dringen.
Als de overheid echter geen maatregelen neemt om het financieringsmodel van de dienstenchequesector duurzaam te hervormen, dan zullen de bedrijven die in moeilijkheden komen in toenemende mate gedwongen worden om zelf het heft in handen te nemen, aan de hand van administratieve kosten, toeslagen voor verplaatsingen of andere vormen van bijfacturatie. Hiermee wordt de gebruiker, maar bij uitbreiding het ganse dienstenchequemodel, en dus ook de visie en doelstellingen waarmee dit werd opgericht, overgeleverd aan de vrije markteconomie. Net die gebruikers die de dienstencheques het meest nodig hebben, zoals eenoudergezinnen, bejaarden die graag thuis willen kunnen blijven wonen, dreigen hierdoor uit de boot te vallen, om maar een van de vele redenen te noemen waarom de financiering best wordt herbekeken binnen de contouren van het huidige systeem.
Met andere woorden: het is nog even koffiedik kijken, maar de kans is groot. Wat wel reeds vaststaat, is dat het 5 voor 12 is, voor we afstevenen op een scenario met alleen maar verliezers.