door Pro Dienstencheques - 5 maanden ago

Het zijn opnieuw turbulente tijden in de dienstenchequesector. Een sector die inmiddels goed is voor 3,5% van de loontrekkende werkgelegenheid in België. Toch staat deze sector voor heel wat uitdagingen en heersen er nog steeds heel wat misvattingen. Maar waar knelt het schoentje nu precies? In deze blogpost gaan we dieper in op wat het ongenoegen in de sector triggert. 

Een benarde financiële situatie binnen de dienstenchequesector

De vakbonden halen regelmatig aan dat bedrijven nog steeds megawinsten boeken die ze vervolgens rijkelijk uitkeren aan hun aandeelhouders. Ondertussen zouden ze de huishoudhulpen in de kou laten staan. De realiteit toont echter iets helemaal anders. De top 25 van dienstenchequebedrijven uit de commerciële sector (paritair comité 322.01) realiseerden in 2022 een gezamenlijk omzet van € 1,073 miljard dollar. Daarmee genereerde ze een nettowinst van € 5,8 miljoen. In verhouding betekent dit dus 0,55% of € 0,153 per dienstencheque. 

Uit onderzoek van Graydon Creditsafe blijkt zelfs dat 37,3% van de dienstenchequebedrijven in 2022 verlieslatend was. 1 op 5 bedrijven heeft zelfs een negatief eigen vermogen. Deze sombere cijfers nodigen niet meteen uit om in een dienstenchequebedrijf te investeren. Voor sommige bedrijven is het moeilijk om winst te maken, laat staan met het uitkeren van dividenden. Hierbij moeten we ons de vraag durven stellen hoe bedrijven kunnen blijven bestaan als ze geen winst kunnen maken. 

De overheden hebben geen toekomstvisie voor de dienstenchequesector

Het dienstenchequesysteem kost de verschillende overheden in ons land samen ongeveer € 3 miljard. Je zou bij een uitgave van deze omvang toch een bepaalde toekomstvisie mogen verwachten. De dienstenchequesector is 20 jaar geleden ontstaan om drie specifieke doelstellingen te realiseren: kansgroepen een job aanbieden, zwartwerk tegen gaan en een goede work-life balance voor de gezinnen garanderen. Verschillende academische onderzoeken hebben aangetoond dat deze doelstellingen ruimschoots zijn behaald. 

Er is dus geen twijfel over het succes van de dienstencheque. Ondanks dit succes blijven de oproepen van de sectorfederatie Federgon om tot een duidelijke toekomstvisie te komen onbeantwoord. 

Steeds meer regelgeving na de regionalisering van de dienstencheque

De lasagne van regels wordt steeds dikker. De zesde staatshervorming heeft namelijk een systeemfout geïntroduceerd. De regionalisering van de dienstencheque was wellicht een aantrekkelijke keuze door het grote budget dat het vertegenwoordigt. Het gevolg van deze regionalisering is dat we vandaag drie verschillende dienstencheques hebben: een Vlaamse, een Waalse en een Brusselse. 

Deze drie dienstencheques hebben elk hun eigen erkenningsregeling, een eigen regionaal opleidingsfonds, een eigen prijs per dienstencheque, een verschillende inruilwaarde, … Maar het sociaal overleg over lonen- en arbeidsvoorwaarden, en de arbeidsrechtelijke aspecten zijn een federale bevoegdheid. Recent wou Vlaanderen een extra subsidie toekennen waarbij een deel naar huishoudhulpen zou gaan. Door de regelgeving bestaat hier echt simpelweg geen platform voor. 

De dienstencheque is een consumptiesubsidie

Een veelgehoorde opmerking is dat dienstenchequebedrijven in een sector die voor 70% wordt gesubsidieerd meer moet doen voor de huishoudhulpen. Een groot misverstand is wel dat het een subsidie aan bedrijven is. De dienstencheque is een subsidie aan de consument, die in Vlaanderen tegen een erg lage prijs van €7,20 1 uur huishoudelijke hulp kan aankopen. Deze prijs is sinds 2014 niet meer aangepast. 

Er bestaat nochtans een draagvlak voor een hogere prijs bij de gebruikers. Dit merk je bijvoorbeeld wanneer bedrijven extra kosten aanrekenen. De impact hiervan is tijdelijk én zeer beperkt.

Verschillende marktmodellen binnen de sector van de dienstencheques

Sinds de regionalisering is het marktmodel gewijzigd. Vlaanderen kiest in de praktijk voor een quasi-vrije markt. Dit wil zeggen dat bedrijven binnen een afgesproken kader de mogelijkheid krijgen om bijkomende kosten aan te rekenen. Dit als compensatie voor de achterblijvende aanpassing van de inruilwaarde en het uitblijven van een stijging van de dienstenchequeprijs. 

In Brussel en Wallonië hebben bedrijven deze mogelijkheid om extra aan te rekenen niet. Daar hanteren ze een centraal gestuurd model. Hier hebben bedrijven geen mogelijkheid meer controle te houden over hun marge. Ze hangen dus volledig af van de beslissingen van de overheden. Het is duidelijk dat dit onaanvaardbaar en onleefbaar is. Het betekent een excessieve inmenging van de overheden in de bedrijfsvoering en het ondernemerschap

Er is geen gelijk speelveld voor dienstenchequebedrijven

Bij de opstart van het dienstenchequesysteem was de ontwikkeling van een divers aanbod van bedrijven de expliciete bedoeling. Deze mix van dienstenchequebedrijven uit de profit, non-profit en publieke sector is steeds een meerwaarde geweest. Dienstenchequebedrijven behoren tot verschillende paritaire comités, met een eigen sectoraal overleg en akkoorden. Momenteel zijn PC 322.01 en PC 318 de twee belangrijkste. Binnen PC 322.01 zien we deze diversiteit van bedrijven terugkeren. Private commerciële bedrijven zijn in de meerderheid, maar daarnaast zijn er ook dienstenchequebedrijven die zijn gegroeid vanuit de PWA's, binnen de OCMW's.

Een probleem is echter het ontbreken van een gelijk speelveld. Dienstenchequebedrijven binnen OCMW's werken met grote verliezen die worden gecompenseerd via het OCMW-budget. De invoegbedrijven hebben naast het inkomen uit de dienstencheque-activiteit als sociaal economie-bedrijf ook recht op specifieke tegemoetkomingen waarmee ze betere loon- en arbeidsvoorwaarden en omkadering kunnen geven.

Er heerst een afkeer van grote commerciële dienstenchequebedrijven

Het is opvallend dat er vaak heel wat opmerkingen komen rond grote commerciële bedrijven. Door het jarenlange gebrek aan financiering kwam er ontstond er een consolidatiegolf. Het aantal ondernemingen daalt jaar na jaar. Op het piekmoment in 2012 waren er 1.195 bedrijven actief met hun maatschappelijke zetel in Vlaanderen. Vandaag tellen we bijna de helft minder bedrijven en zijn er nog slechts 673 bedrijven actief. 

Enkel schaalvergroting restte als optie om leefbaar te blijven. De overname van slecht presterende, verlieslatende bedrijven door gezonde bedrijven heeft een belangrijk deel van de werkgelegenheid in de sector gered. Vakbonden uiten vaak, jammer genoeg, heel wat kritiek op de aandeelhouders van deze bedrijven. 

Er zijn verschillende mogelijke oplossingen om deze uitdagingen aan te gaan. Lees daarom zeker onze uitgebreide blog over alle mogelijk oplossingen.